Nederlands kind ziet de meeste opvoeders

Geplaatst op 21 april 2015

Nederlandse kinderen komen, meer dan hun leeftijdgenoten in andere Europese landen, in aanraking met verschillende opvoeders. Dit zijn de ouders, de kinderopvang of de peuterspeelzaal en opa’s en oma’s. Geen land biedt kinderen zo’n versnipperde opvoedomgeving als ons land. Dit blijkt uit een rapport van Eurostat, het statistisch bureau van de Europese Unie.De cijfers gaan over het jaar 2013. Veel Europese landen hebben een keuze gemaakt in wat het beste is voor het kind en voeren dit door in hun beleid door kinderopvang betaalbaar of juist onbetaalbaar te maken. In Bulgarije, Slowakije en Litouwen worden veruit de meeste kinderen alleen door hun ouders opgevoed. Aan de andere kant van de grafiek staat Nederland. Van de kinderen tot 4 jaar groeit nog geen 30 procent op bij uitsluitend zijn of haar ouders. Voor kinderen in de basisschoolleeftijd ligt dit ook laag, maar daarin is Nederland geen uitzondering. Opvallend is dat in Polen bijna 40 procent van de schoolgaande kinderen alleen door hun ouders worden opgevoed.

Groot bereik, weinig uren
Tegelijkertijd scoort Nederland hoog in het bereik van kinderen via kinderopvang en voorschoolse programma’s. Nederland bereikt de meeste kinderen in de schoolgaande leeftijd met formele opvang. Maar daar moet wel bij worden aangetekend dat Nederlandse kinderen een paar uur per week gebruikmaken van opvangarrangementen. In andere landen, zoals de Scandinavische landen, is het bereik gemiddeld lager, maar maken kinderen wel bijna fulltime gebruik van naschoolse opvang.

Opa’s en oma’s
Dat versnipperde aanbod is ook terug te zien in de cijfers over informele opvang van kinderen. Vooral de Nederlandse opa’s en oma’s passen volop op en op vaste basis: dit gebeurt bij 60 procent van de Nederlandse baby’s. De bezuinigingen op de kinderopvang hebben dit cijfer de afgelopen jaren sterk doen stijgen.

Barcelona-norm
Het goede nieuws is dat Nederland één van de negen EU-landen is die voldoet aan de Barcelona-norm. Deze norm houdt in dat 90 procent van de kinderen vanaf drie jaar en 33 procent tot drie jaar terecht moet kunnen in de kinderopvang. Door de bezuinigingen op de kinderopvang zijn wachtlijsten verdampt en kunnen ouders weer terecht in de kinderopvang. Ook in deze statistieken valt op dat Nederland vergeleken met de andere Europese landen, uitzonderlijk hoog scoort op het percentage kinderen dat weinig uren naar de opvang gaat.